Geschiedenis

Kant: één van de fijnste en mooiste handwerksoorten die door de eeuwen heen zijn gemaakt.

 

We mogen fier zijn dat we zo’n rijke kunst- en kantnijverheid kunnen bezitten. De kant heeft in de loop der tijd veel respect gecreëerd.

 

 

Waar en wanneer is kloskant ontstaan?
Bij de oorsprong van de kant gaan we niet te lang stilstaan. In hoofdzaak dienen de bronnen met betrekking tot kant in het Oosten te worden gezocht, aangezien onze Westerse cultuur veel invloeden heeft gehad vanuit het Oosten.
De fijne, bijna doorschijnende weefsels werden in onze regio's bekend na de kruistochten. Deze stoffen kregen al spoedig algemene bewondering en werden weldra op West-Europese kleding aangepast.
Andere bronnen zijn te vinden in de bedrijven van goudborduren, het passement en in weverijen.

 

 

Waar werden de eerste kanten gemaakt?
Italië of Vlaanderen? Dit is een grote twistvraag.
Sedert vele jaren bestaat er discussie over dit punt in beide landen over wie de eer mag opstrijken.
Een schilderij van de Brugse schilder Memlinc, dat de Fam. Floreins voorstelt, is het oudste schilderij waarop kloskant te zien is. Dit zou dus het bewijs zijn dat er in de 15de eeuw al geklost werd in Vlaanderen, maar men is er zeker van dat de naaldkant zijn oorsprong had in Italië. Vooral Venetië was hiervoor bekend.

 

 

Waaruit is kloskant ontstaan?
Zodra de stijve goud- en zilverdraad van de passementen werd vervangen door de lenige en fijne vlasdraad, is er sprake van kloskant.
Kant zou niet meer gegeerd zijn om de kostbaarheid van de grondstoffen, maar wel om de keurigheid en de fijnheid van de uitvoering. De kant in vlasdraad zou niet langer door mannen, maar door vrouwenhanden verwerkt worden.

 

Vlaanderen, en vooral Brugge, zou de leiding nemen in deze schitterende zegetocht, die de kloskant door heel Europa zou verspreiden.
Ook Brussel en Mechelen deden mee; hiervan getuigen de vele schilderijen die Vlaamse vrouwen en mannen met kant voorstellen.

 

 

Korte samenvatting van de geschiedenis.
De kantnijverheid heeft meer dan gelijk welke andere ambacht bijgedragen aan de welvaart van Vlaanderen. Terwijl vele nijverheden midden in rampen en oorlogen ons land verlieten, was de kantnijverheid sterk genoeg om dit te doorstaan.
Nergens in Europa explodeerde de kantnijverheid zo als in België.
Het kantklossen, ook wel speldenwerk genoemd, werd reeds voor 1493 door de Brugse vrouwen beoefend en genoot in de 16de eeuw een ongekende bloei.
Karel V, de grote keizer van het Westen, beschermde deze nijverheid.
In eerste instantie was het een tijdverdrijf voor de rijken en de kasteelvrouwen, maar doordat Karel V ervoor zorgde dat kant een bron van welvaart werd, werd bevolen dat kantwerk in scholen zou moeten worden aangeleerd.
Hoewel de kantnijverheid volop bloeide onder Karel V, maakten onze kantwerksters nog niet de prachtige verfijnde werken die bewondering zouden afdwingen in Europa.
De eerste kantwerken waren smalle, tandvormige bekjes die dienden als versiering van halskragen en manchetten. De tekeningen waren aan de meetkunde ontleend en leken allemaal op elkaar.
Later ontstond kant die eigen was aan een streek of stad. Door de verzadiging van het Zwin zag Brugge zijn havens verdwijnen, waardoor Brugge ook de lakennijverheid zag verdwijnen richting Gent en de nieuwe haven van Antwerpen.
De handelaars vestigden zich in die steden waar door een nieuwe klasse in de samenleving ontstond.
Hoe konden deze nieuwe rijken zich van de andere adel onderscheiden? Wel, door het dragen van kant en zo herleefde de kantnijverheid weer.
De kantnijverheid groeide gestaag en kende onder de regering van Filips II een zeer grote voorspoed, dat hij in 1590 een plakaat uitvaardigde in Binche.
Dat plakaat zei: verboden voor volwassenen om zich bezig te houden met minutieuze werkzaamheden zoals speldenwerk.
Later werd ook in Gent zo’n plakaat geplaatst; hier werd het zelfs verboden aan alle meisjes boven de 12 jaar om kant te maken.
Deze meisjes hielden zich vooral bezig met het maken van het fijne kantwerk, waardoor de rijkere klasse geen huishoudhulpen meer kon vinden en deze te duur werden.
In de 17de eeuw was kant een van de voornaamste bronnen van welvaart voor ons land; jaarlijks werden er in ons land zelfs kantmarkten gehouden waar men van heinde en verre naartoe kwam.
Onze kanten waren vooral goed bekend bij de Fransen; zij prezen onze hoge kwaliteit en het gebruik van hoogwaardig linnen.

 

Tijdens de beeldenstorm in 1567 werden uit onze kerken vele kantsnedes gescheurd, verbrand en gestolen. Niettegenstaande bleef de kantnijverheid in stand; deze vooruitgang bleef nog voortduren onder het regime van Albrecht en Isabella.

 

Gedurende de eerste helft van de 17de eeuw oefenden Belgische kunstenaars zoals Rubens, Teniers en Jordaens een grote invloed uit op onze kanten. Ze trachtten de kant zo fijn mogelijk weer te geven in hun schilderijen.
De smalle bekjes moesten plaatsmaken voor bredere kanten; de meetkundige figuren verdwenen en werden vervangen door bloemen en blaadjes, ontleend aan planten uit de streek.
Eerst waren de motieven dicht bij elkaar geklost; later werden ze verder van elkaar verwijderd met een fijn net of grond genaamd ertussen. De grond verschilde van kant tot kant; soms waren het stokjes, dan weer spinnen of soms ook vlokjes.
De kanten kregen een statig uitzicht maar bleven nog altijd getiteld onder dezelfde naam: Point de Flandre of Vlaamse kant.
Gedurende de tweede helft van de 17de eeuw kregen ze een eigen plaatselijk karakter, waaraan de bloemen op hun eigen unieke wijze werden geklost en verenigd door stokjes en rijkelijke opvulling.
Tijdens het Oostenrijkse bewind, onder de regering van Joseph II, die vele nijverheden stopzette, verbood hij zwar gewaarschuwd niet dat de kant werd geklost; toch kreeg het een terugval.
In de 18de eeuw, die ook bekendstaat als de gouden eeuw, bereikte kant zijn hoogst mogelijke positie.
Er kwam een enorme heropleving en de vraag naar deze ragfijne kantwerken was ongezien.
Wederom was er een grote competitie tussen de kantwerksters uit de verschillende centra, scholen en begijnhoven. Allen creëerden hun eigen unieke stijl.
De onregelmatige stokjesgrond maakte plaats voor een prachtige netgrond.

 

Toen ons land in 1794 in de handen van Frankrijk viel, waren het donkere dagen voor onze kantwerksters. Toch werden er verschillende pogingen ondernomen om de nijverheid in ons land te laten herleven.

 

Vanaf 1815 tot 1817 viel de kantnijverheid volledig stil door verschillende gebeurtenissen:

 

  • Politieke gebeurtenissen. 
  • De tule, door de Engelsen uitgevonden, werd verbeterd en in België ingevoerd. Terwijl Brussel de tule nog volledig met de hand er doorheen werkte, werden de motieven sindsdien zowel klos- als naaldkant op de tule geappliceerd. Vandaar dat Mechelen en Binche in grote crisis kwamen, omdat deze werden gemaakt met een doorlopende draad en de vraag naar deze kantwerken verdween. 
  • De grote nijverheid lokte de kantwerksters naar de fabrieken, waar de lonen ook meteen een stuk hoger waren.
    Tot 1846 daalde de kantnijverheid alleen; alleen de oudere dames kantklosten nog. Vlaanderen werd geteisterd door armoede. Toch nam de kantnijverheid een onverwachte wending.
    Onder invloed van enkele dorppastoors werd er in de scholen weer kantklossen aangeleerd. In korte tijd waren er geen kantklosters meer zonder een kantschool. In 1859 hadden ze toch weer veel te lijden onder de vervolging van Frère Orchan, liberaal minister van Financiën, die de kantscholen minachtte en de meisjes werkvrouwen noemde.

 

Elke oorlog werkte schadelijk op verschillende takken van de economie, zo ook op de kantindustrie. De oorlog in 1870, maar ook de Eerste Wereldoorlog, vernielde de hele kantstreek.
Toch kende de kantnijverheid in 1919 weer een korte bloei. Liefdadigheidsorganisaties zorgden ervoor dat onze kantwerksters, die het toen zeer moeilijk hadden, weer aan de slag konden.
De motieven die toen werden geklost waren heel patriottisch: de leeuw voor België, de eenhoorn voor Engeland, de haan voor Frankrijk en de beer symboliseerde Rusland.
Deze werden uitgevoerd naar de geallieerde landen en met certificaat verkocht.
De opbrengst van deze kantstukken ging als loon naar de kantwerksters en het overige naar de oorlogsslachtoffers en de soldaten.
“Les dentelières de Belgique” is zo’n organisatie.
Door de leerplicht en het feit dat meisjes naar school gingen, ging het met de kantnijverheid de verkeerde richting uit, met als gevolg dat het aantal kantwerksters daalde.

 

 

Waaruit is naaldkant ontstaan?
Het is ontstaan uit een wit openluchtig borduurwerk, dat al dateert uit de oudheid.
In de 15de eeuw bloeide vooral in Venetië de naaldkantnijverheid; er waren verschillende manieren om die openluchtige versiering in de stof te bekomen. Men trok draden uit of men knipte delen van de stof weg. De overgebleven draden werden door allerhande steken bewerkt, zo verkreeg men de openluchtige borduurwerken. Wanneer al deze draden gespannen waren in de ruimte en niet meer aan de voorbereide stof, was er sprake van kant, want kant is een opengewerkt weefsel dat geheel door de werkster vervaardigd wordt, terwijl borduurwerk een versiering is op een stuk stof.

 

Naaldkant kent zeer waarschijnlijk zijn oorsprong in Venetië; daar bloeide vooral de openluchtige borduurwerken op linnen, ook daar komen de oudste modelboeken van naaldkant vandaan.

 

Venetië was het belangrijkste centrum voor de naaldkant tijdens de 16de eeuw; het hield zich ook uitsluitend bezig met deze techniek, terwijl men in Vlaanderen beide technieken uitoefende.
Wat er ook van zij, het staat vast dat in het begin van de 16de eeuw de kunst van het kantwerk deel uitmaakte van de bezigheden van de vrouw in Vlaanderen.

 

 

Brugge en de kantnijverheid?
Brugge is en blijft steeds de bloeiende stad der kantnijverheden. Met vingervlugge bewegingen toverde men prachtige kantwerkjes, en dit enkel door gebruik te maken van klossen die op een patroon zijn vastgespeld.
Brugge heeft vanaf de 16de eeuw en vooral gedurende de 17de eeuw geklost.
De eerste speldenwerkscholen werden te Antwerpen in 1680 gesticht door Juffrouw Baliques, stichteres van de Zusters Apostelinnen, die arme meisjes naast een algemeen onderricht ook een solide kennis wilde meegeven waarmee ze hun brood konden verdienen. In 1717 startten deze Zusters hier in Brugge ook met een kantschool.
Vroeger werd er meestal stropkant, Cluny en Vlaamse kant geklost, maar toch bleef Binche of Point de Fée het paradepaardje van Brugge.
De leerlingen waren meestal kinderen uit de werkende klasse en meestal was ook hun moeder speldenwerkster; door de betere lonen kregen de scholen meer en meer leerlingen.
Een kind leerde al spelend de blokken of klossen te hanteren; zonder zich vragen te stellen, creëerden zij de meest prachtige kunstwerkjes.

 

We moeten steeds blijven onthouden dat kant in Vlaanderen en in het bijzonder in Brugge welvaart heeft gecreëerd en dat het niet een ouwerwets lapje is, maar een ragfijn kunstwerkje dat met liefde en uitmuntende finesse werd gemaakt.

 

 

Klantendienst

+32 50 34 04 72

 

 

Hulp en FAQ

online

 

 

 

Betaal veilig

 

Deze website maakt gebruik van cookies De website van ROCOCO gebruikt functionele cookies. In het geval van het analyseren van websiteverkeer of advertenties, worden ook cookies gebruikt voor het delen van informatie, over uw gebruik van onze site, met onze analysepartners, sociale media en advertentiepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.
Toon details Verberg details
Selectie toelaten Alle cookies toelaten